‘Sociaal stigma werkt overgewicht bij laagopgeleiden in de hand’

Deel dit artikel:

Waarom kampen laagopgeleide mensen vaker met overgewicht dan hoogopgeleide mensen? Volgens prof. dr. Jeroen van der Waal, hoogleraar stratificatiesociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, komt dat niet door minder geld of minder kennis. De oorzaak moet meer gezocht worden in het effect van minder status.  

Tekst: Angela Severs

Onder laagopgeleiden komt overgewicht opvallend vaker voor dan onder hoogopgeleiden, zo blijkt uit cijfers van het RIVM. Een voorbeeld: 60% van de laagopgeleide vrouwen tussen 25 en 44 jaar heeft overgewicht en slechts 28% van de hoogopgeleide vrouwen van dezelfde leeftijd. Bij mannen van die leeftijd gaat het om 59% ten opzichte van 36%. De 2 klassieke verklaringen hiervoor – verschil in inkomen en verschil in kennis – gaan onvoldoende op volgens prof.dr. Jeroen van der Waal. Tijdens het 2e Nationaal Nationaal Obesitas Symposium gaf de hoogleraar zijn sociologische visie met de presentatie “Dikker door dedain”. Van der Waal: ‘Hoewel in het algemeen geldt dat laagopgeleiden minder inkomen en kennis hebben dan hoogopgeleiden, blijkt dit in onderzoek niet het verschil in overgewicht te verklaren.’

Niet meetellen

Van der Waal is als stratificatiesocioloog gespecialiseerd in het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat. Hij zoekt de verklaring voor het verschil in overgewicht tussen laag- en hoog opgeleiden dan ook in statusverschillen: ‘In onze maatschappij wordt de manier van doen van hoogopgeleiden als superieur gezien. Veel laagopgeleiden voelen dat er op hen wordt neergekeken vanwege hun leefwijze en voorkeuren; ze voelen zich minder serieus genomen.’ Dit “sociaal stigma”, zoals Van der Waal het noemt, kan volgens hem leiden tot het gevoel tekort te schieten en niet mee te tellen, oftewel gebrek aan een “sense of entitlement”. Daarnaast leidt het tot een soort wegkruipen of “dociliteit”. Van der Waal: ‘Hierdoor ervaren mensen minder prikkels om hulp te zoeken en voelen ze meer afstand tot gezondheidsprofessionals.’

Verzet tegen statusorde

Tijdens zijn presentatie liet Van der Waal twee voorbeelden zien van hoe statusverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden zich kunnen uiten in gedrag. Het eerste voorbeeld ging over het introduceren van gezonde schoollunches in het Verenigd Koninkrijk. Sommige laagopgeleide moeders brachten als daad van verzet junkfood aan hun kinderen op school. Ook in Nederland was er onlangs zo’n “boomerang effect” te zien. Toen een school in Tilburg kinderen verplichtte alleen water te drinken, reageerden sommige ouders met: ‘Water is voor honden”. Van der Waal: ‘Die ouders kwamen in verzet tegen de statusorde en wilden daarmee zeggen dat ze zich niets laten opleggen.’

Advies voor de praktijk   

Hoe pak je dit probleem als arts of diëtist aan in je spreekkamer? Deze vraag stelde een deelnemer van het symposium na de presentatie. Van der Waal: ‘Als iemand in je spreekkamer zit, heeft diegene de stap naar een hulpverlener in ieder geval al genomen. Het probleem zit eigenlijk meestal in het voortraject. Maar ook in de spreekkamer kun je er rekening mee houden door je uiterste best te doen om iemand zich op zijn of haar gemak te laten voelen. Dat betekent veel aandacht hebben voor verschillen in belevingswereld. Bij etniciteit is daar in de praktijk al wel aandacht voor, maar dat is nog niet zo bij laagopgeleiden.’