Het darmmicrobioom is te beschouwen als een extra orgaan. Het speelt niet alleen een rol bij darmaandoeningen en allergie, maar lijkt ook van invloed op onze stemming en als nieuwste inzicht is er zelfs een relatie met kanker. Dat werd duidelijk tijdens het symposium “De toekomst van darmgezondheid”. De Nederlandse Zuivel Organisatie organiseerde het congres voor diëtisten en andere zorgprofessionals op 28 maart bij Corpus in Leiden.
Tekst: Angela Severs | Foto’s: Michel Campfens
De darmen zijn niet alleen nodig voor de vertering en opname van voedsel. Ze vormen ook een barrière tegen ongewenste stoffen van buitenaf. De binnenkant van het maagdarmkanaal is eigenlijk ook de buitenkant van het lichaam. Dat vertelde prof. dr. Ben Witteman, maag-, darm- en leverarts in ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede en hoogleraar “Voeding en darmgezondheid in de transmurale zorg” bij Wageningen University & Research. ‘Als je de plooien van de darmen gladstrijkt, beslaan de darmen het oppervlak van een tennisveld’, aldus Witteman. ‘In onze darmen zit 70% van onze afweer.’
Darmmicrobioom
Een belangrijke rol bij de afweer is weggelegd voor het microbioom, de verzamelnaam voor alle microben in en op ons lichaam. Het grootste gedeelte van het microbioom bestaat uit darmbacteriën, die vooral in de dikke darm leven. Witteman: ‘Ons lichaam bevat circa 9 keer meer darmbacteriën dan lichaamscellen. De samenstelling van het darmmicrobioom is bij iedereen anders, vergelijkbaar met een vingerafdruk. Iedereen heeft ongeveer 150 verschillende soorten bacteriën in de darmen. Hiervan komen 57 soorten bij iedereen voor, de rest is individueel bepaald.’ Het darmmicrobioom heeft belangrijke functies in ons lichaam. Het helpt bij de vertering en gaat de competitie aan met slechte bacteriën, die daardoor onderdrukt worden. Het darmmicrobioom is ook belangrijk voor de structuur en doorlaatbaarheid van de darm. Tenslotte maakt het darmmicrobioom stoffen aan: postbiotica genoemd. Dat zijn gunstige stoffen die ook weer een rol spelen in de darm, zoals het korteketenvetzuur butyraat, dat een belangrijke energiebron vormt voor de darmwandcellen.
Witteman: ‘Iedereen heeft ongeveer 150 verschillende soorten bacteriën in de darmen. Hiervan komen 57 soorten bij iedereen voor, de rest is individueel bepaald’
Het darmmicrobioom bij darmaandoeningen
Witteman ging in zijn presentatie specifiek in op de rol van het darmmicrobioom bij darmaandoeningen als colitis ulcerosa, de ziekte van Crohn en het prikkelbare darmsyndroom (PDS). Opvallend is dat bij deze darmziekten de diversiteit van het darmmicrobioom vaak afgenomen is. Witteman: ‘Het is nog niet bekend of het darmmicrobioom verandert ten gevolge van de ziekte of dat de ziekte ontstaat omdat het microbioom veranderd is.’ Witteman besprak ook enkele voedingssupplementen. Vooral naar het effect van probiotica is veel onderzoek gedaan. Witteman liet zien dat de meeste studies bij colitis ulcerosa een gunstig effect vinden van probiotica op bijvoorbeeld klachten en lengte van remissie. Bij de ziekte van Crohn zijn de resultaten echter wisselend. Pouchitis blijkt heel goed te behandelen met probiotica. Ook bij PDS zijn probiotica zeker de moeite waard om te proberen, zo stelde Witteman. Hij verwees naar een recente review waarin 10 deskundigen concluderen dat probiotica veilig zijn en kunnen zorgen voor een afname van algehele klachten en buikpijn bij PDS.
Probiotica bij obstipatie
Er is nog een aandoening, waarbij probiotica kunnen helpen: obstipatie. Vooral bij ouderen in verpleeghuizen is de prevalentie hoog: circa 60% heeft obstipatie. Dr. Olaf Larsen presenteerde de resultaten van een recente meta-analyse van 7 RCT’s bij ouderen met obstipatie in instellingen, die hij samen met andere onderzoekers onlangs heeft gepubliceerd. Larsen is Assistant Professor aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Senior Manager Science bij Yakult Nederland. Uit de meta-analyse blijkt dat probiotica een gunstig effect hebben op het aantal stoelgangen per week en ook op de consistentie van de stoelgang. Larsen: ‘Grofweg zorgen probiotica voor 30% verbetering bij functionele obstipatie. Dit zorgt niet alleen voor een verbetering van de kwaliteit van leven, maar kan ook de zorgkosten flink reduceren.’
Larsen: ‘Grofweg zorgen probiotica voor 30% verbetering bij functionele obstipatie’
De invloed van het microbioom op ons brein
Het darmmicrobioom is niet alleen belangrijk voor de darmen, maar heeft ook effect op ons brein. Dat vertelde cognitief neurowetenschapper dr. Laura Steenbergen, Assistant Professor aan de Universiteit Leiden. In ons lichaam bestaat er een darm-brein as, waardoor de darmen kunnen communiceren met de hersenen en vice versa. Via deze darm-brein as kan het microbioom invloed hebben op de hersenen en het gedrag. Na uitgebreid proefdieronderzoek zijn er nu ook een aantal studies bij mensen uitgevoerd. Zo blijkt uit onderzoek onder 21 mensen dat de samenstelling van het darmmicrobioom van invloed is op de reactie die mensen hebben als ze kijken naar negatieve beelden als huilende mensen. Steenbergen: ‘Mensen met meer Prevotella bacteriën in het darmmicrobioom vertonen een sterkere subjectieve reactie op negatieve beelden dan mensen met meer Bacterioides in het microbioom. Ook zijn de verbindingen sterker tussen de hersengebieden die betrokken zijn bij de verwerking van emoties.’
Probiotica en stemming
De samenstelling van het microbioom is te beïnvloeden met bijvoorbeeld probiotica. Daardoor zouden probiotica effect kunnen hebben op onze stemming. Steenbergen spreekt daarom ook wel van “psychobiotica”. De eerste psychobioticastudies bij mensen laten gunstige effecten zien op de stemming en de mate van psychologische stress. Zelf heeft Steenbergen een gerandomiseerde gecontroleerde studie (RCT) gedaan naar het effect van probiotica op de reactie als er iets sombers gebeurt, zoals het stelen van je fiets. Het onderzoek is uitgevoerd bij 40 gezonde deelnemers, waarbij de helft gedurende 4 weken probiotica kreeg en de andere helft een placebo. De probioticagroep bleek significant minder heftig te reageren op een sombere gebeurtenis: er was sprake van minder agressieve gedachten en minder piekeren. In een vervolgstudie wil Steenbergen onderzoeken wat de invloed is van zowel probiotica als antibiotica op het brein.
Steenbergen: De eerste psychobioticastudies bij mensen laten gunstige effecten zien op de stemming en de mate van psychologische stress
Microbioom en allergiepreventie bij jonge kinderen
Dr. Berber Vlieg ging in haar presentatie in op de rol van het microbioom bij allergiepreventie bij jonge kinderen. Zij is Senior Research diëtist bij het OLVG Amsterdam en Hanze Hogeschool Groningen en eigenaar van diëtistenpraktijk Vlieg en Melse diëtisten. Vlieg vertelde dat er bij allergie vaak sprake is van een disbalans in de samenstelling van het darmmicrobioom, ook wel dysbiose genoemd. Ook hier is overigens niet bekend of er sprake is van oorzaak of gevolg. Zo hebben baby’s met koemelkallergie minder Bifidobacteriën en Enterobacteriën in het darmmicrobioom en meer Lachnospira en Ruminococcen. Vlieg: ‘De toegenomen prevalentie van allergieën heeft mogelijk te maken met een afgenomen blootstelling aan micro-organismen via onze omgeving en ook via onze voeding.’
Vlieg: ‘Bij allergie is vaak sprake van een disbalans in de samenstelling van het darmmicrobioom, ook wel dysbiose genoemd’
Beschermt borstvoeding tegen allergieën?
Borstvoeding is de perfecte voeding voor een baby; het is gunstig voor de opbouw van het darmmicrobioom en de ontwikkeling van het immuunsysteem. Maar werkt het ook preventief tegen allergieën? Vlieg: ‘Daar is al decennia lang discussie over want uit onderzoek komen tegenstrijdige resultaten. Het nieuwste inzicht is dat de duur en exclusiviteit van borstvoeding een rol spelen.’ Vlieg presenteerde recente standpunten van de American Academy of Pediatrics: Exclusieve borstvoeding gedurende 3-4 maanden vermindert het risico op eczeem in de eerste 2 jaar. En langer doorgaan met borstvoeding verkleint de kans op “wheezing” en astma. Er zijn echter geen harde conclusies voor de preventie van voedselallergie. Vlieg denkt dat de samenstelling van borstvoeding wel eens een rol zou kunnen spelen. Dit laatste wordt beïnvloed door de voeding van de moeder. In de Synbio-breast studie wordt het verband onderzocht tussen de voeding van allergische moeders en de samenstelling van de borstvoeding. Hierbij wordt vooral gekeken naar het gehalte aan micro-organismen (probiotica), oligosachariden (prebiotica) en het korteketenvetzuur butyraat (postbiotica), gevormd door darmbacteriën. Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd door het OLVG Amsterdam, het Amsterdam UMC en Wageningen University & Research.
Voedselmicroben
In een ander onderzoek heeft Vlieg samen met Wageningen University & Research gekeken naar het microbiële gehalte van voeding. Vlieg: ‘Voedselmicroben vergroten de microbiële blootstelling en zijn waarschijnlijk belangrijk voor het darmmicrobioom vanwege probiotica-achtige effecten.’ Vlieg noemt voedselmicroben een vergeten voedingsdeterminant: ‘Het microbiële gehalte van voeding zou een van de verklaringen kunnen zijn waarom vers en zelfgemaakte voedsel zo gezond is: het bevat meer micro-organismen dan bewerkte producten.’ De belangrijkste bronnen van voedselmicroben zijn verse, onbewerkte voedingsmiddelen, gefermenteerde voedingsmiddelen, bewaarde verse producten en geopende verpakkingen. In het onderzoek is een database gemaakt met het microbiële gehalte van voedingsmiddelen uit de NEVO-tabel en daarmee is het microbiële gehalte van de voeding van Nederlanders berekend. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd. Of voeding met een hoog microbieelgehalte gunstig is bij de preventie van allergie, moet nog worden onderzocht.
Probiotica bij antibiotica
In de laatste presentatie ging prof. dr. Ger Rijkers onder meer in op het effect van probiotica bij een antibioticakuur. Hij is hoogleraar Biomedische en Levenswetenschappen aan het University College Roosevelt in Middelburg en medisch immunoloog en senior wetenschapper bij het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. ‘Antibiotica zijn levensreddend’, aldus Rijkers, ‘maar hebben wel een vervelende bijwerking. Ze verstoren het evenwicht in het darmmicrobioom, wat diarree tot gevolg kan hebben.’ Onlangs heeft Rijkers samen met andere onderzoekers alle gerandomiseerde, dubbelblinde, placebo-gecontroleerde klinische studies (RCT’s) naar de effectiviteit van probiotica tegen antibiotica-gerelateerde diarree op een rij gezet. Uit gegevens van 32 studies blijkt dat probiotica de kans op diarree met 34% kunnen verkleinen. Rijkers concludeert: ‘Er is dus voldoende bewijs om bepaalde probiotica te adviseren bij een antibioticakuur.’
Rijkers: ‘Het microbioom lijkt een rol te spelen bij de effectiviteit van immunotherapie bij kanker’
De rol van het microbioom bij kanker
Aan het einde van het symposium ging Rijkers in op een nieuwe ontwikkeling. Hij vertelde dat er recent een relatie is gevonden tussen de samenstelling van het darmmicrobioom en de effectiviteit van immunotherapie bij kanker. Rijkers: ‘Iedere dag ontstaan in ons lichaam circa 10 tumorcellen, maar normaal gesproken maakt ons immuunsysteem die onschadelijk. Een succesvolle tumorcel weet het immuunsysteem echter te omzeilen door eiwitten te produceren die de werking van ons immuunsysteem remmen.’ Een relatief nieuwe behandeling van kanker, immunotherapie, is gebaseerd op antilichamen tegen deze eiwitten, ook wel checkpoint-inhibitors genoemd. De bedenkers van deze immunotherapie (James Allison en Tasuku Honjo) hebben vorig jaar de Nobelprijs voor Geneeskunde gewonnen. Immunotherapie werkt echter niet bij iedereen en het darmmicrobioom zou daarbij wel eens een rol kunnen spelen. Rijkers liet proefdieronderzoek zien waaruit blijkt dat het succes van de behandeling bij muizen samenhangt met de samenstelling van het darmmicrobioom: muizen waarbij immunotherapie werkt, hebben een andere samenstelling van het darmmicrobioom dan muizen waarbij het niet werkt. Als deze laatste muizen een fecestransplantaties krijgen van de eerste muizen, dan werkt de behandeling bij hen ook. Rijkers: ‘Het microbioom lijkt dus een rol te spelen bij de effectiviteit van immunotherapie bij kanker. De uitdaging voor de toekomst is nu onderzoeken hoe het darmmicrobioom gunstig is te beïnvloeden.’